Sjoukje Kamphorst, promovenda Oude Geschiedenis

Na de bachelor GLTC ben ik vrijwel zonder aarzelen aan het eenjarige masterprogramma begonnen. Maar toen de masterscriptie na een half jaar alweer in zicht kwam, merkte ik dat ik eigenlijk nog lang niet klaar was met studeren en ben ik toch aan de onderzoeksmaster Classical, Medieval and Renaissance Studies (CMRS) begonnen. Het programma bleek uitdagend maar ook heel leuk, omdat er veel mogelijkheden zijn om je studieprogramma zelfstandig samen te stellen. Mede daardoor heb ik bij CMRS pas echt ontdekt dat, hoewel onderwijs, literatuur en linguïstiek mijn interesse hebben, mijn echte passie ligt bij het doen van historisch onderzoek. Mijn basis in de klassieke talen is daarbij erg handig omdat ze een allround blik op de Oudheid biedt, en een gedegen kennis van de benadering van bronmateriaal.

Eenmaal afgestudeerd was de logische vervolgstap het zoeken van een promotieplaats. Professor Onno van Nijf, bij wie ik mijn masterscriptie schreef, bleek bereid om mij ook gedurende een promotietraject te begeleiden. Een onderwerp was ook snel uitgekristalliseerd: in het verlengde van mijn scriptie zou het onderzoek gaan over de rol van inscripties als medium in de contacten tussen Hellenistische steden. Maar dan ben je er nog niet: het moeilijkste deel is het vinden van financiering, via de universiteit of uit een andere bron. Ik heb er een jaar voor uitgetrokken om een onderzoeksvoorstel te schrijven en daarmee te solliciteren. In deze spannende tijd heb ik een paar weken als vrijwilliger op een opgraving in Griekenland gewerkt, een bijbaan bij een huiswerkinstituut gehad, en freelance correctiewerk gedaan. Ook heb ik gelukkig veel hulp van mijn ouders gehad, en een beetje van de staat.

Bij sollicitatie op een rechtstreekse vacature van de RUG kwam ik door de eerste ronde, maar werd ik na het gesprek niet geselecteerd. Toen heb ik nog een kleine beurs aangevraagd bij het Nederlands Instituut in Athene (NIA), om daar drie weken te werken aan het onderzoeksvoorstel. De volgende vacature kwam van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (het NWO). Voor deze financieringsronde moet je twee keer op gesprek komen: eerst bij de universiteit van jouw keuze, en als je door deze voorselectie komt nog eens bij het NWO in Den Haag zelf. Mede dankzij diverse oefensollicitaties die de afdeling Geschiedenis en de Groningen Graduate School for the Humanities organiseerden, werd ik gelukkig geselecteerd.

Inmiddels ben ik iets meer dan een half jaar bezig, en kan ik wel zeggen dat ik mijn droombaan heb. Als promovenda met een eigen project ben je heel zelfstandig; het kost veel discipline om je eigen planning samen te stellen, en je eraan te houden. Aan de andere kant krijg je de kans om bijna fulltime bezig te zijn met je eigen onderwerp, hetgeen verderop in een (academische) carrière zeldzaam is. Daarnaast mag ik regelmatig op reis om mijn onderzoek te delen met onderzoekers van over de hele wereld – en natuurlijk ook om van hen te leren. Wie een passie heeft voor de oudheid en voor onderzoek, maar zich daarnaast graag breed ontwikkelt op sociaal en organisatorisch vak, is dus in het academische werkveld zeker op zijn plaats.